Zonnebrand, lichtgevoeligheid of contactdermatitis bij paarden

In het midden van de zomer kan verlies van haren en roodheid van de huid ter hoogte van wit gekleurde delen van het lichaam bij paarden optreden. Dit is vooral merkbaar aan de benen en het aangezicht van het paard. Soms is het lastig te bepalen of het haarverlies te wijten is aan zonnebrand, contactdermatitis of fotosensibilisatie. De diagnose van zonnebrand, (overmatige blootstelling aan Uv-licht) als primaire diagnose zonder andere verstorende factoren is waarschijnlijk alleen te stellen door andere oorzaken van bovenstaande haar- en huidveranderingen uit te sluiten. Alhoewel een exacte diagnose, en daarmee oorzaak vaak wel gewenst is, is de aanpak en ‘behandeling’ veelal hetzelfde. Blootstelling aan ultraviolet (UV) licht vermijden en overgaan tot de voeding van droog (weide)hooi.

Onderstaand zijn een aantal oorzaken vermeld die naast ‘primaire zonnebrand’ kunnen leiden tot korsterige, droge, schilferige huid met meer of minder roodheid en door tredend weefsel- of ontstekingsvocht.

  1. Contactdermatitis door irriterende stoffen zoals vliegenspray en boterbloemen
  2. Primaire fotosensibilisatie
  3. Secundaire fotosensibilisatie (hepatogene fotosensibilisatie)
  4. Fotosensitiviteit zonder duidelijke oorzaak
  5. Inflammatoire huidaandoeningen, bijvoorbeeld mok en leukocytoclastische dermatitis

 

  1. Contactdermatitis is het resultaat van een chemische of mechanische reactie die letsel aan de huid veroorzaakt. Het komt vaak voor als gevolg van een reactie die wordt veroorzaakt door een chemische stof(fen) in bijvoorbeeld vliegensprays of planten, zoals boterbloemen. Sommige paarden zijn gevoeliger voor deze chemische stoffen dan andere. De reactie op vliegensprays wordt versterkt door het aanbrengen van deze producten voorafgaand aan het opzadelen of optuigen. In die gevallen wordt de irriterende stof dichter op de huid gedrukt en kan onder invloed van zweet de reactie versterkt worden.

Verse boterbloemen kunnen ook een lokale irritatie veroorzaken op de snuit van paarden die moeilijk te onderscheiden is van de fotosensibilisatie. De vluchtige chemische stof in boterbloemen die deze irritatie veroorzaakt verdwijnt binnen enkele dagen nadat de plant in hooi is gedroogd en ingepakt.

  1. Primaire fotosensitiviteit wordt vaak gezien als een gevolg van het opeten van zogenoemde fotodynamische stoffen, die zich in bepaalde planten en toxinen kunnen bevinden. Wanneer een paard een plant of een chemisch product consumeert, waarin deze stoffen zich bevinden, dan stapelen deze zich onder andere in huid op en kunnen onder invloed van Uv-licht tot zogenoemde oxidatieve schade leiden, waarbij de huidcellen kapot gaan. Enkele voorbeelden van dergelijke planten, die dit kunnen veroorzaken zijn boekweit en Sint-Janskruid. Daarnaast zijn meststoffen rijk aan fosfor, conserveringsmiddelen ter bescherming van hout (weidepalen), en het schimmeltoxine aflatoxine B in beschimmeld voer bekende chemische stoffen die eenzelfde reactie kunnen geven. Zelfs bepaalde diergeneesmiddelen hebben foto dynamische eigenschappen, die tijdens of zelfs na een behandelperiode aanleiding kunnen geven tot roodheid, korst- en blaarvorming.

 

  1. Secundaire fotosensitiviteit treedt op wanneer een toxine de lever beschadigt en resulteert in het onvermogen om fylloerythrine uit te scheiden. Fylloerythrine is een porfyrineverbinding die wordt gevormd door microbiële afbraak van chlorofyl (een bestanddeel uit onder ander gras) in de darm. Het wordt normaal gesproken door de lever verwijderd en uitgescheiden in de gal Als de lever ernstig ziek is, hoopt fylloerythrine zich op in het bloed. Als het vervolgens door de huid circuleert en wordt blootgesteld aan Uv-licht, leidt dat tot het oxidatieve schade van bloedvaten en onderdelen van de huid. Pyrrolizidine alkaloïde is de belangrijkste veroorzaker van deze groep. Een stof die voorkomt in Jacobskruiskruid.

 

  1. De fotosensitiviteit, waarvan de oorzaak niet exact is te achterhalen is veelal gerelateerd aan stoffen die via de voeding worden opgenomen. Het wordt gezien bij runderen, schapen en paarden die grazen op volle en vaak groeizame weiden met een rijke samenstelling aan grazen en andere plantensoorten. Klavers vormen hierin een bekende rol, waarvan de bastardklaver (Engels; Aslike Clover) de bekendste is. Naast fotosensitiviteit van de huid worden ook zweren in de mondholte en hepatitis (leverontsteking) gezien. Het is niet duidelijk of de fotosensibilisatie vooral een fotodynamisch probleem is of een secundaire fototoxische reactie door leverschade of dat klaver en zijn metabolieten echt de boosdoener zijn. De fotosensibilisatiereactie zou ook in verband kunnen worden gebracht met schimmeltoxinen die op de plant worden geproduceerd. Een soortgelijk syndroom is ook waargenomen bij paarden die in de herfst veel witte klaver consumeren.

 

  1. Infectieuze huidaandoeningen, zoals mok en ‘regenschurft (huidontsteking door Dermatophylose congolense), kunnen ook huidirritatie en haaruitval veroorzaken van respectievelijke de kootholte en de huid ter hoogte van hoofdzakelijk de schoft, de rug en het kruis van het paard. Daarnaast kunnen ook auto-immuunziekten zich manifesteren ter hoogte van de ongepigmenteerde huid van de koorholte en onderbenen.

 

Preventie en behandeling

Paarden die het grootste risico lopen op door planten veroorzaakte fotosensitiviteit zijn paarden die grazen op arme weiden die veel onkruid bevatten. Normaal gesproken herstellen paarden die getroffen zijn door de primaire fotosensibilisatie zich volledig wanneer het contact met de chemische stof wordt stopgezet. Aangezien het niet altijd mogelijk is om de plant of planten, die verantwoordelijk zijn voor het probleem te identificeren, wordt de eigenaar geadviseerd om het paard van de weide te halen en elke toepassing van vliegensprays of andere middelen die contact maken met de huid te staken.

Het paard moet droog hooi krijgen in de stal en ter verlichting van de aangedane huid dient, onafhankelijk van de oorzaak, bescherming tegen Uv-licht worden gegarandeerd. Soms kan de huid zo gevoelig zijn dat opstallen de enige optie is. Daarnaast kan de huid worden gewassen met water (vermijd zoveel als mogelijk desinfecterende middelen) en medicinale wondzalf worden aangebracht om de huid te laten herstellen. Bij uitgebreide of ernstige gevallen waarbij een potentiële verdenking uitgaat naar betrokkenheid van de lever dient bloedonderzoek verricht te worden

Paarden die zijn blootgesteld aan planten die pyrrolizidine alkaloïde bevatten, hebben een slechte prognose door de onderliggende leverschade die is ontstaan.

In het geval van een acute bastardklaververgiftiging wordt normaal gesproken binnen een week een volledig herstel gezien. Chronische gevallen van bastardklaververgiftiging hebben een slechte prognose net als paarden die blootgesteld zijn aan pyrrolizidine alkaloïde.

Preventie is de sleutel. Weilanden moeten regelmatig worden gecontroleerd en pyrrolizidine-alkaloïde bevattende planten (Jacobskruiskruid) moeten worden verwijderd. Als zelfs de witte klaver in de weilanden te veel voorkomt en een probleem veroorzaakt, kan de toepassing van een onkruidverdelger nodig zijn om de concentratie witte klaver te verminderen.

Zodra bekend is dat een paard gevoelig is voor zonnebrand of in zekere zin aanleg heeft voor fotosensibiliteit, werkt zinkzalf vaak goed ter bescherming. Voorkom het gebruik van geparfumeerde zonnecrimes en zeker diegene die parabenen bevatten. Vliegenmaskers met een fijnmazige structuur bieden vaak 70% bescherming tegen Uv-licht. Sommige paarden met een beperkte hoeveelheid pigment (Paints, Appaloosa) moeten soms volledige bedekt worden of, beter nog tussen 10 uur ’s ochtends en 3 uur ’s middags opgestald worden.

Wateropname en waterbehoefte van uw paard; 6 feiten op een rij

Als paardeneigenaar weet u maar al te goed hoe belangrijk het is om paarden van voldoende en vers drinkwater te voorzien. Onderstaand een aantal feiten die u in overweging kan nemen als u de volgende keer de drinkemmer of drinkbak op stal schrobt of wacht tot de speciekuip in de paddock of weide is gevuld.

  1. Het is logisch dat het waterbehoefte bij paarden afhankelijk is van het lichaamsgewicht. Een Nederlands Koudbloedpaard drinkt uiteraard meer dan een C-pony. Toch kunnen paarden met een vergelijkbaar lichaamsgewicht en van gelijk ras een heel verschillende, zij het normale, waterinname en behoefte hebben. Maar wat is dan normaal? Stelregel is dat een paard in een gematigd klimaat als in Nederland dagelijks 20-55 liter water drinkt.
  2. Als je paard gisteren en eergisteren twee emmers water drinkt, betekent dat niet dat dat vandaag ook weer zo zal zijn. Variaties in de wateropname van individuele paarden kunnen van dag tot dag verschillen. Met dit gegeven is het niet onverstandig om eens te bepalen wat jouw paard nou eigenlijk per dag drinkt en door dit enkele keren per week gedurende bijvoorbeeld een aantal weken te bepalen. Zijn er grote variaties of twijfels over de drinktrust en/of wateropname van je paard, raadpleeg dan je dierenarts.
  3. Zonder enige twijfel heeft het dieet invloed op het waterverbruik. Paarden die op volle weiden grazen, die een hoog vochtgehalte hebben, zullen minder water drinken dan paarden die louter hooi gevoerd krijgen. Tegelijkertijd zal bij deze paarden de wateropname hoger zijn dan bij paarden die naast hooi ook krachtvoer tot hun beschikking krijgen.
  4. Paarden drinken niet de hele dag door en de kans is groot dat je niet eens merkt dat je paard drinkt. Door paarden nauwlettend te monitoren is bekend dat ze slechts vijf of zes minuten per dag drinken, dit doen ze wel door regelmatig de drinkgelegenheid te bezoeken.
  5. Veulens drinken ook water! Die behoefte wordt geleidelijk steeds groter naarmate het veulen vast voer gaan bij eten. Veulens van een week oud drinken al mee uit een emmer of automatisch drinkbak. Een veulen van een maand oud drinkt al minstens een liter water naast vier liter melk per dag. Let wel dat uw veulen niet teveel water opneemt, ze willen nogal eens spelen met de drinkbak, Uw veulen kan dan diarree krijgen, , neem dan contact met onze paardenafdeling op.
  6. Afhankelijk van de omgevingsomstandigheden (o.a, stalling, weertype) waaronder uw paard wordt gehouden en de intensiteit van de arbeid, varieert de waterbehoefte. Zeker als uw paard daarbij ook nog zweet! Paarden die dagelijks zweten zouden elektrolyten moeten krijgen om het verlies aan mineralen in het zweet te compenseren. Hiervoor zijn verschillende producten beschikbaar voor paarden, die gemengd kunnen worden door het drinkwater. In dat geval is het verstrekken van water via een emmer natuurlijk wel van belang. Er kunnen situaties ontstaan waardoor paarden slecht of te weinig drinken. Ook hiervoor zijn producten beschikbaar, die de drinklust via toevoeging aan water kunnen verbeteren. Laat u adviseren door onze paardenartsen op Visdonk.

Tot slot!

Het verstrekken van vers en schoon drinkwater aan paarden vormt net als goede voeding een basisprincipe voor de gezondheid en welzijn van uw paard!

Hoe help ik mijn paard de warme dagen door?

Paarden kunnen, net als mensen, last hebben van de warmte. Zeker op hete dagen zoals in de afgelopen zomers en de huidige (2020) het geval is, hebben paarden moeite met hun zogenoemde thermoregulatie; het vermogen om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Meer dan mensen en honden, zijn paarden relatief slecht in staat om warmte kwijt te raken. Op dagen waarbij de omgevingstemperatuur hoog is kan relatief gemakkelijk oververhitting, of erger nog, hittestress ontstaan. Maar wat is een te hoge omgevingstemperatuur? Wij als mensen ervaren een temperatuur tussen de 20 en 25 dragen als een aangename (zomer)temperatuur, maar voor paarden is dit eigenlijk al teveel van het ‘goeie’. De comfortabele omgevingstemperatuur voor paarden ligt tussen de -5 den +15 graden Celsius. Een hele andere ‘comfort zone’ dan voor ons! Het is dus belangrijk je te realiseren dat paarden het vaak als veel te warm ervaren en krijgen terwijl het voor ons juist lekker is. Juist onder die omstandigheden sporten met je paard (training, wedstrijd maar ook een recreatieve buitenrit) kan dus al snel leiden tot problemen. Los van het opwarmen van het lijf door een hoge omgevingstemperatuur, ontstaat er ook veel warmte bij het gebruik van de spieren tijdens de beweging. Deze extra opwarming van het lichaam kan leiden tot verminderde spierfunctie, verzuring en blessures. Als ruiter is het dus belangrijk om te weten wanneer je paard warm wordt en wanneer je moet opletten om oververhitting en hittestress tegen te gaan.

Los van de last die paarden kunnen hebben van de warmte spelen er nog andere bijkomende ‘hindernissen’ tijdens warme dagen.

Hieronder een aantal adviezen, die je kunt volgen tijdens de, soms extreem, warme/hete Nederlandse zomerdagen.

  1. Zorg altijd voor voldoende en vers drinkwater.

Paarden drinken onder normale condities gemiddeld 20 tot 30 liter water per dag. Bij extreme warmte en zonder enige vorm van inspanning kan dit oplopen tot 50 tot 60 liter per dag. Ook al staat je paard maar enkele uren buiten, bijvoorbeeld doordat de weidegang gedeeld met worden met andere paarden of simpel doordat het te heet is buiten, zal gedurende die enkele uurtjes toegang tot drinkwater continue gegarandeerd moeten zijn.

Zie voor meer informatie over drinkkust en wateropname van paarden

  1. Zorg voor schaduw op de wei.

Loopt je paard de hele dag op de wei/paddock of is het een zeer warme dag met veel zonneschijn, zorg er dan voor dat het ergens schaduw kan vinden. Geen boom, inloop- of schuilstal? Zet je paard dan binnen tijdens de heetste uren van de dag (10.00-15.00 uur). Is er sprake van een hittegolf dan is het juist verstandig om je paard in plaats van overdag, ’s nachts buiten te zetten.

  1. Zonnecrème of Zinkzalf.

Ook paarden kunnen verbranden. Vooral de roze tot witte huid rond de snoet of neusrug en langs de kenmerkende witte aftekeningen van de onderbenen zijn gevoelig voor zonnebrand. Insmeren met zonnecrème (ongeparfurmeerd en factor 50) is een betrouwbare oplossing.

Zie voor meer informatie over zonnebrand en overgevoeligheid voor Uv-licht

  1. Trainen/rijden tijdens koele momenten op de dag.

Zoals gezegd raken paarden hun overtollige lichaamstemperatuur slecht kwijt. Bij warme dagen en inspanning kan de lichaamstemperatuur wel 10 x sneller oplopen dan bij mensen. Dit kan leiden tot blessures en soms zelfs levensbedreigende situaties. Het is dan sterk aan te raden om tijdens periodes van extreme hitte helemaal niet te trainen of zelfs recreatief te rijden. Kies in die gevallen, waarbij het paard om andere reden toch in beweging moet blijven voor de koelere momenten van de dag (’s ochtends vroeg of ’s avonds laat).

  1. Koel je paard na de training/het rijden.

Tijdens een training of zelfs een bosritje loopt de lichaamstemperatuur van een paard snel op. Goed koelen na afloop is dan ook erg belangrijk. De meest efficiënte manier om te koelen is afspuiten of sponzen met koud water, en nagenoeg meteen het water wegtrekken met een zweetmes. En dit enkele keren te herhalen gedurende tien tot vijftien minuten.

Houd er rekening mee dat je je paard al moet gaan helpen met afkoelen rond temperaturen van 20-25°C en dat je zelfs meerdere malen het hele lichaam moet gaan koelen met ijswater als temperatuur richting de 30°C of meer gaan. De prestaties van het paard nemen bij de extreme zomertemperaturen, die we nu regelmatig kennen in Nederland drastisch af. Goeie acclimatisatie door je training aan te passen aan de omstandigheden en het paard te helpen met afkoelen en onnodige opwarming van het lichaam te voorkomen is essentieel.

  1. Voorkom droge hoeven

De hoeven van een paard zijn van nature elastisch en vertonen het zogenoemde ‘verende’ hoefmechanisme (schokdemping tijdens de belasting). Tijdens periodes van langdurige droogte, waarbij zowel de lucht als de ondergrond waar de paarden op staan droog is, drogen de hoeven snel uit. Dit leidt tot een afname van de elasticiteit en schok dempende werking van de hoeven. Het uitdrogen van de hoeven kun je alleen met water voorkomen, omdat dit voldoende doordringt in het hoorn van de hoef. Tijdens droge periodes is het dan ook verstandig om de hoeven regelmatig goed nat te maken met de tuinslang of een spons. Dit werkt het beste in de avond om te snelle verdamping van het water zoveel mogelijk te voorkomen. Na het goed nat maken kan een laagje hoefvet worden aangebracht om het water, wat in de hoef is getrokken, vast te houden. Hoefvet aanbrengen zonder de hoef eerst nat te zetten heeft geen enkel effect.

  1. Gebruik een vliegenmasker.

Warm weer trekt vliegen, dazen en andere insecten aan. Paarden kunnen vliegen op afstand houden met hun staart of door de huidspieren samen te trekken. Het hoofd blijft echter een kwetsbaar deel van het lijf. Met name het vocht rond de ogen vormt een aantrekkingsbron voor vliegen. Een passend vliegenmasker biedt vaak een goeie uitkomst en geeft paarden een hoop comfort.

  1. Verstrekken van extra elektrolyten via drinkwater.

Paarden zullen bij hoge omgevingstemperaturen in combinatie met training/rijden snel gaan zweten. Een heel natuurlijk fenomeen om juist de overtollige opwarming van het lichaam te niet te doen. Door verdamping van het water uit zweet koelt het paard namelijk af. Zweet bestaat echter niet alleen uit water, maar ook uit veel essentiële mineralen/zouten. Het is verstandig om het verlies bij frequent, langdurig of extreem zweten aan te vullen met elektrolyten.

Het coronavirus (officieel COVID-19) en onze dieren

Op basis van wat we nu weten en wat bekend is over andere  typen coronavirussen is er op dit moment:

  • Geen bewijs dat het COVID-19 coronavirus gevaarlijk is voor katten, honden en paarden;
  • Geen bewijs dat mensen risico lopen om via hun (huis)dieren besmet te worden.

Wees er bewust van dat dit een nieuwe versie van een coronavirus is. Daarom wordt het continue onderzocht en getest en weten we nog niet alles over het virus. We volgen deze situatie op de voet en zullen door interne en externe experts op de hoogte worden gehouden en geholpen om de beste begeleiding en adviezen te bieden aan onze medewerkers en (huis)diereigenaren.

Coronavirussen en Dieren

Toch kan er juist NU wel verwarring ontstaan, omdat dieren een “eigen” coronavirus kennen. Ze zijn echter diersoortspecifiek en kunnen geen andere diersoorten of mensen besmetten.

Bij verschillende diersoorten komen coronavirussen voor, bijvoorbeeld canine coronavirus (CCV) bij honden, het felina corona (FCV) bij katten, porcine epidemic diarrhea (PEDV) virus bij varkens, Equine Coronavirus, (ECoV) bij paarden en infectieuze bronchitis virus (IBD) bij kippen. Dit zijn echter andere types dan COVID-19 die nu humaan over de wereld trekt. Deze veroorzaken bij onze viervoeters veelal darmklachten, zijn diersoortspecifiek en niet zoönotisch ( niet overdraagbaar op mensen)

Er zijn momenteel geen vaccins voor dieren beschikbaar tegen coronavirussen die luchtweginfecties veroorzaken. Wel zijn er vaccins tegen de coronavirussen die maag-darm-infecties veroorzaken voor verschillende diersoorten beschikbaar, maar dit zijn vaccins tegen diersoort specifieke en enterale (via maag-darmkanaal) coronavirussen.

Preventieve maatregelen

  • Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat (huis)dieren een rol spelen in de verspreiding van het virus, worden patiënten die besmet zijn met het COVID-19 uit voorzorg geadviseerd om direct contact met hun huisdier(en) (zo veel mogelijk) te vermijden (niet aaien, knuffelen, kussen of laten likken)
  • Reinig en desinfecteer routinematig contactoppervlakken van dieren, zoals kooien, paardenstallen/boxen en voederplaatsen.
  • Voor COVID-19 patiënten die in thuisisolatie verblijven, wordt geadviseerd om de zorg voor het huisdier aan (gezonde) huisgenoten over te dragen.  Huisgenoten kunnen de huisdieren verzorgen en hierbij de algemene hygiënemaatregelen in acht nemen.
  • Honden kunnen gewoon worden uitgelaten en mogen tijdens het uitlaten in contact komen met andere honden.  Katten die normaal buiten komen, hoeven niet binnen gehouden te worden.

Zie voor meer informatie over het coronavirus bij paarden; de klinische symptomen, diagnose en behandeling onze website.

www.dierenhospitaal-visdonk.nl

Hoewel er geen bewijs is dat landbouwhuisdieren geïnfecteerd kunnen worden, geldt voor de voedselproducerende dieren het voorzorgsprincipe totdat meer bekend is over de risico’s. Voor COVID-19 positieve veehouders is het advies om contact met hun dieren te vermijden, niet in de stal te komen en anderen voor hun dieren te laten zorgen.

Coronavirus bij Paarden

Momenteel is de wereld in de ban van COVID-19! Het Corona virus dat zich vanuit China snel verspreid heeft over de wereld en op dit moment het dagelijks (bedrijfs-)leven in haar greep heeft.

Als paardenkliniek krijgen wij veel vragen over de besmettelijkheid van het COVID19 virus voor paarden.

Antwoord: die is er niet!

Toch kan er juist NU wel verwarring ontstaan, omdat het paard een ‘eigen’ Corona virus kent. Het Paarden Corona virus is diersoortspecifiek en komt dus alleen bij het paard voor en kan geen andere dieren of mensen besmetten.

Ziektenaam:

Equine Coronavirus, ECoV– Paarden Corona Virus

Ziektetype:

Viraal (RNA-virus)

Overdracht:

ECoV wordt verspreid wanneer uitwerpselen van een besmet paard worden opgenomen door een ander paard (fecale-orale overdracht). Het virus kan ook worden overgedragen wanneer paarden oraal contact maken met oppervlakken

of objecten die besmet zijn met geïnfecteerde ontlasting. Stallen/boxen, mestvorken, mestverspreiders (kruiwagens), thermometers, handen en kleding (w.o. schoenen) zijn veel voorkomende objecten of materialen, via welke infecties indirect kunnen worden overgedragen op andere paarden. ECoV infecties worden meestal gediagnosticeerd in de wintermaanden.

Frequentie van voorkomen:

Laag. ECoV infecties komen niet veel voor, maar krijgen de laatste jaren wel meer aandacht, omdat een aantal symptomen (zie onder) niet verklaard konden worden door andere oorzaken. Tegelijkertijd zijn er testen (mest en bloed) ontwikkeld, die uitscheiding en besmetting nu beter kunnen aantonen.

Incubatieperiode:

2-4 dagen

Drager status:

Drager status is momenteel onbekend maar subklinische paarden (paarden zonder klinische symptomen) blijken het virus te kunnen uitscheiden in hun ontlasting.

Uitscheidingsperiode:

De uitscheidingsperiode voor de meeste paarden is onbekend (nog in onderzoek), maar gebaseerd op bestaande rapporten, bleek het virus aanwezig te zijn in monsters 5-21 dagen na infectie. Paarden zonder klinische symptomen kunnen het virus ook uitscheiden (symptoomloze uitscheiders). Het is onbekend hoe snel besmette paarden besmettelijk worden, maar de ontlasting van besmette paarden vormt een risico voor andere paarden.

Ernst van verschijnselen:

Paard zijn over het algemeen enkele dagen mild tot matig ziek. Sterfte komt zeer weinig voor en alleen in gecompliceerde gevallen. Miniatuurpaarden lijken gevoeliger te zijn dan andere rassen/typen.

Klinische symptomen:

  • Koorts tot 40 °C
  • Gebrek aan eetlust
  • Depressie/Sloomheid
  • Koliek
  • Regelmatig gaan liggen
  • Diarree (bij 10-20% van de gevallen)
  • Laag aantal ontstekingscellen (mede afhankelijk van het stadium waarin onderzoek wordt verricht).

Complicaties kunnen in zeldzame gevallen voorkomen en leiden tot:

  • Eiwitverlies
  • Uitdroging
  • Neurologische symptomen (zoals lethargie, depressie, verlies van lichaamscontrole) secundair aan een overmaat van ammoniak in het systeem
  • Liggende geraken met onvermogen zelfstandig in de benen te komen
  • Dood in zeldzame gevallen

Diagnose:

De diagnose wordt gesteld door een dierenarts die mestmonsters voor PCR onderzoek inzendt. Aangezien sommige paarden het ECoV maar gedurende korte periode/tijd uitscheiden via de mest, zijn sommige testen negatief, terwijl er toch sprake is van een infectie. Sinds kort bestaat er ook een serologische test, waarbij gekeken wordt of er een verhoging is van antilichaam specifieke titers tegen het ECoV. Vaak moet hiervoor een zogenoemde seroconversie worden aangetoond, waarbij er een significante stijging zichtbaar is in een 2e bloedmonster 3 weken later.

Behandeling:

De primaire behandeling is ondersteunende zorg op basis van de klinische symptomen. In ernstige gevallen kan het nodig zijn ziekenhuisopname voor IV-vloeistofbehandeling of behandeling voor secundaire infecties.

Prognose:

Goed. Blootstelling aan het virus kan tot een infectiegraad leiden van 85% binnen een koppel paarden. Echter de meesten daarvan tonen geen klinische symptomen. De mortaliteit is laag, maar kan in gecompliceerde gevallen voorkomen.

Preventie:

Er is geen vaccin om paarden te beschermen tegen ECoV infectie. De beste methode met betrekking tot preventie is het handhaven van hygiënische maatregelen in alle paardenfaciliteiten en het zorgvuldig verwijderen van mest, zodat er geen weiden, paddocks, stallen van andere paarden of drinkwater besmet kan worden. Bij het reinigen van oppervlakten die mogelijk verontreinigd zijn met uitwerpselen, moet het oppervlak eerst goed ontdaan worden van alle sporen van organische materiaal (stalbedding, mestresten, zand e.d.) alvorens te desinfecteren (bv. Halamid/Dettol)

Voorzorgsmaatregelen:

Elk paard met koorts en geen aanwijzingen voor ademhalingsaandoeningen kan een ECoV infectie hebben en het uitscheiden via de mest. Deze dieren moeten worden geïsoleerd door ze als laatste te voeren, te verzorgen en uit te mesten om daarmee mogelijke besmetting van andere dieren te voorkomen. Denk daarbij ook aan de risico’s van indirecte overdracht via materialen/kleding. Paarden die worden verplaatst van een stal waar ECoV voorkomt naar een nieuwe stal moeten gedurende 3 weken apart worden gehouden, waarbij directe of indirecte overdracht van het virus via de mest wordt voorkomen. Mest kan worden gecontroleerd via de zogenoemde PCR test alvorens paarden weer in nauw contact te brengen met andere (gezonde) paarden.

 

Visdonk komt op TV

Zondag 01-03-2020 om 15.00 uur zal Dierenhospitaal Visdonk te zien zijn in de aflevering van het televisieprogramma ‘Holland van Boven’ op SBS 6.
Op de daarop volgende zaterdag om 12.30 uur wordt de herhaling uitgezonden. Houd er rekening mee, dat de uitzendtijden iets kunnen afwijken waardoor het programma een paar minuten eerder kan starten

Prettige feestdagen en gezond 2020

Dierenhospitaal Visdonk wenst u prettige feestdagen en een prachtig, maar bovenal gezond 2020!

Osteoartrose Zorgprogramma

Vanmorgen is er een drieling geboren op Visdonk

Influenza in Nederland

Influenza is een zeer besmettelijke griep die wordt veroorzaakt door een influenzavirus. Er zijn zeer veel soorten influenzavirussen en veel diersoorten hebben een of meer eigen influenzasoorten. Zo is dat ook bij paarden en ezels.

Gelukkig geven paardeninfluenzavirussen geen ziekte bij mensen.

Influenza bij paarden is een ziekte die net als rhinopneumonie in Nederland niet meldingsplichtig is. Influenza komt al heel lang voor en is al bij paarden ruim 400 jaar voor Christus beschreven in Griekenland. Voordat vaccinatie was uitgevonden leidde een uitbraak ook in de Westerse wereld tot grote ontwrichting van de maatschappij, want er was geen vervoer meer. Heden ten dage leidt influenza wereldwijd jaarlijks nog steeds tot grote verliezen in de paardenhouderij. Dit is niet zozeer omdat er veel paarden er aan dood gaan, maar vooral omdat paarden weken en soms maanden lang niet gebruikt kunnen worden.

 

Voorkomen in de wereld

Paardeninfluenza komt overal ter wereld voor behalve in Australië, Nieuw Zeeland en IJsland. Wel is er in 2007 een grote uitbraak in Australië geweest, maar die is met veel moeite en hoge kosten (1 biljoen Australische dollars) bestreden en Australië wordt nu weer geacht vrij te zijn.

 

Situatie in Nederland

In Nederland wordt er veel gevaccineerd voor influenza. We schatten dat ongeveer 60% van de in Nederland levende paarden en pony’s wel eenmaal per jaar wordt gevaccineerd, maar er zijn geen officiële cijfers.

Er zijn ook in Nederland soms wel (meestal kleine) uitbraken, maar dit is vaak op bedrijven waar niet of onvoldoende wordt gevaccineerd of op bedrijven waar een deel van de paarden/pony’s niet is gevaccineerd. Als een gevaccineerd paard aan grote hoeveelheden virus wordt blootgesteld, omdat een niet gevaccineerd paard erg ziek is en heel veel virus uitscheidt, dan kan ook een gevaccineerd paard ziek worden. De kans hierop is groter als de vaccinatie bij de gevaccineerde paarden al langer dan 6-8 maanden geleden is. De hoeveelheid antistoffen wordt namelijk in de loop van 6-9 maanden na de vaccinatie duidelijk minder. Ook kan een gevaccineerd paard de infectie oppikken, het virus in zijn neusslijmvlies gaan vermeerderen en vervolgens virus gaan uitscheiden zonder zelf echt ziek te worden of zelfs maar koorts te krijgen of te gaan hoesten. Deze laatste groep paarden is het ‘gevaarlijkste’ want deze paarden of pony’s lijken niet ziek en kunnen de infectie dus meenemen naar een andere stal of een wedstrijd. Daarom moeten ook op het oog gezonde paarden van een bedrijf waar influenza voorkomt niet naar andere bedrijven of naar wedstrijden gaan.

 

Verspreiding

Influenza kan zeer snel spreiden omdat de incubatietijd heel kort is (1-3 dagen) en omdat paarden het virus al kunnen gaan uitscheiden als ze net koorts krijgen en vaak verder nog weinig klinische symptomen vertonen. Paarden kunnen het virus via hoesten en neuscontact aan elkaar doorgeven, maar dat kan ook via voerbakken, waterbakken en handen en kleren van de verzorgers. Paarden onder stress, veel

dieren in een kleine ruimte en vervoer over lange afstanden, zullen de ziekte gemakkelijker krijgen en verspreiden. Influenza spreidt gemakkelijker dan bijvoorbeeld rhinopneumonie, met name omdat het influenza virus zich via de lucht over tientallen meters kan verspreiden

 

Symptomen van influenza

De symptomen van influenza zullen bij paarden en pony’s die nog nooit gevaccineerd zijn veel erger zijn dan bij paarden die jaarlijks of tweemaal per jaar worden gevaccineerd. Doorgaans begint de infectie met koorts en een droge hoest en vervolgens ook neusuitvloeiing. De paarden zijn vaak sloom, willen niet meer eten, vertonen soms spierpijn en/of slapte. De meeste klinische symptomen verdwijnen meestal al binnen een week, maar de paarden blijven vaak veel langer hoesten. Ook komen er veelvuldig complicaties voor omdat het virus het slijmvlies van de luchtwegen beschadigt en vervolgens bacteriën een kans zien aan te slaan (secundaire infectie heet dat met een mooi woord). Deze paarden, vaak zijn het veulens, kunnen dan ook een longontsteking ontwikkelen en heel erg ziek zijn. Daarom worden paarden die langer dan enkele dagen koorts houden zo nodig al direct door de dierenarts met antibiotica behandeld. Antibiotica helpen niet bij een virusinfectie maar wel bij een bacteriële infectie.

Verder gaat volledig herstel van een paard met influenza, ook als er geen complicaties optreden, vaak langzaam. Zeker wanneer de ziekte niet in een vroeg stadium was onderkend en de dieren onvoldoende rust hebben gekregen, kan een volledig herstel wel 3-6 maanden duren. Paarden sterven in de Westerse wereld zelden aan influenza en de daarbij behorende complicaties, toch kan dit incidenteel wel voorkomen vooral bij ongevaccineerde paarden en veulens (meestal van ongevaccineerde merries of onvoldoende biestopname).

 

Diagnose stellen

Een dierenarts kan de waarschijnlijkheidsdiagnose ‘influenza’ stellen op het klinische beeld, maar omdat ook andere virussen griepachtige symptomen kunnen veroorzaken, kan een echte bevestiging alleen door middel van bloedonderzoek en/of een neusswab. Gezien het feit dat de meeste paarden in ons land gevaccineerd zijn, zegt een eenmalig bloedonderzoek niet zoveel, paarden hebben immers vaak antilichamen door de vaccinatie. Daarom worden er meestal twee bloedmonsters genomen met 21 dagen tussenruimte. Dan wordt duidelijk of er sprake is van een titerstijging, d.w.z. in het tweede bloedmonster zitten veel meer antistoffen dan in het eerste en dan weet je dat het paard recent een infectie heeft doorgemaakt. Een neusswab gaat veel sneller. Op de neusswab kan door middel van een PCR (een test die het genetisch materiaal van het virus ‘herkent’) aangetoond worden of het paard virus in de neus uitscheidt. Zo’n test geeft meestal al in 1-2 dagen een antwoord of de infectie inderdaad influenza is.

 

Preventie

Goed vaccineren is de belangrijkste preventieve maatregel. Toch kunnen ook goed gevaccineerde paarden soms ziek worden omdat de virusstam die rondgaat net iets anders is dat de stammen die in de vaccins zitten. Toch zal bij een goed gevaccineerd paard de ziekte zich doorgaans minder ernstig presenteren dan bij een niet gevaccineerd paard. Als de infectie aanwezig is op een paardenbedrijf moeten de zieke paarden zo snel mogelijk worden geïsoleerd tot tenminste 14 dagen na het verdwijnen van de klinische symptomen. Het virus is niet heel erg sterk en een goede huishoudelijke reiniging en daarna desinfectie met een geregistreerd desinfectiemiddel zullen doorgaans alle virusdeeltjes doden. Bedenk dat alleen ontsmetten zinloos is, omdat desinfectiemiddelen alleen werken als alle vuil eerst verwijderd is.

 

Wat is goed vaccineren?

De regels voor vaccineren zijn nationaal wat anders dan internationaal. Dat heeft te maken met de infectiedruk en de kosten. Nationaal was de infectiedruk meestal wat minder en daarom werd door de KNHS met eenmaal per jaar volstaan en met een basisvaccinatie van 1 injecties. Nu lijkt, het gebaseerd op berichten uit de praktijk, dat dieren die langer dan 6 maanden geleden zijn gevaccineerd meer problemen hebben dan dieren die volledig volgens FEI regels zijn gevaccineerd.

De verschillende influenzavaccins (er zijn er in Nederland meerdere merken geregistreerd) hebben vaak allemaal een eigen iets verschillend advies en ook een iets andere samenstelling. Daarom hebben de paardensportorganisaties vaste regels die voor ieder paard en pony gelden

 

Voor de KNHS zijn de regels als volgt:

  • basisvaccinaties vanaf een leeftijd van 5 maanden

De basisvaccinaties bestaan uit 2 vaccinaties met tenminste 21 dagen en maximaal 91 dagen tussen de twee injecties (ook al adviseren alle fabrikanten een derde vaccinatie binnen 6 maanden na de tweede – zie FEI regels voor basisvaccinatie)

  • jaarlijkse hervaccinatie

Vervolgens moet het paard ieder jaar weer een vaccinatie hebben, dat mag op dezelfde dag als het jaar ervoor maar niet één dag later. Hier is steeds weer veel discussie over, maar het mag dus jaarlijks op een vaste datum.

  • nooit binnen 7 dagen voor een wedstrijd

Het paard mag niet gevaccineerd zijn in de laatste 6 dagen voor een wedstrijd.

  • zorgvuldig noteren

Alle vaccinaties moeten in het paardenpaspoort worden geschreven door de dierenarts op de juiste datum mét stempel én handtekening.

 

 

Voor de FEI (Federation Equestre International – internationale paardensportorganisatie) is het vaccinatieschema uitgebreider:

  • basisvaccinatie bestaan uit 2 vaccinatie met tenminste 21 dagen en maximaal 91 dagen tussen de twee injecties en een derde moet binnen 6 maanden + 21 dagen worden gegeven
  • vervolgens moet het paard jaarlijks weer een vaccinatie hebben binnen 365 dagen, maar dat mag op dezelfde dag als het jaar ervoor maar dus niet één dag later (hier is veel discussie over, maar het mag dus jaarlijks op een vaste datum)
  • als het paard op FEI wedstrijden uitkomt, moet het tweemaal per jaar gevaccineerd worden en dan mogen er weer niet meer dan 6 maanden en 21 dagen tussen twee vaccinaties liggen
  • het paard moet zijn laatste vaccinatie dus altijd gehad hebben binnen 6 maanden en 21 dagen voor de wedstrijd én het paard mag nooit gevaccineerd zijn in de laatste 7 dagen voor het op het wedstrijdterrein verschijnt
  • alle vaccinaties moeten in het paardenpaspoort worden geschreven door de dierenarts op de juiste datum mét stempel én handtekening en liefst ook het vaccinstickertje (het ontbreken van het stickertje is internationaal geen reden om de vaccinatie niet te erkennen, maar in Nederland wel).

 

Conclusie

Er zijn op dit moment problemen in Nederland met op enkele plaatsen bewezen infecties met influenza, ook op stallen waar alle paarden goed gevaccineerd zijn. Verder zijn er op veel meer plaatsen sterke verdenkingen. Soms zijn al wel monsters genomen, maar daarvan is de uitslag nog niet binnen.

Als u een paard verdenkt van griep is het altijd verstandig direct een dierenarts te waarschuwen. Deze kan zo nodig een neusswab opsturen naar een geschikt laboratorium zoals de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) te Deventer om een eventuele verdenking te bevestigen. GD zal in samenwerking met internationale laboratoria proberen om de virussen uit influenza positieve neusswabs verder te karakteriseren en is ook geïnteresseerd in goede informatie over eventuele uitbraken, met name over de vaccinatiestatus van de desbetreffende paarden. Gepaarde serummonsters kunnen ook de diagnose bevestigen, maar dit duurt veel langer omdat er 14-21 dagen tussen de twee monsternames moet zitten.

 

Het advies is nu om heel terughoudend te zijn met het naar andere stallen of naar wedstrijden gaan. Verder is het altijd verstandig op wedstrijden uw paard niet met andere paarden in contact te laten komen, eigen voerbak en drinkbak te gebruiken en uw paard direct na de wedstrijd weer op de trailer te zetten en mee naar huis te nemen. Ook is het verstandig paarden die naar elders zijn geweest eerst twee weken apart te houden, maar dat is op veel bedrijven niet mogelijk. Wat vaak wel haalbaar is, is om wedstrijdpaarden die veel op pad gaan gescheiden te houden van de paarden die niet reizen, de fokmerries en de jonge dieren.

 

Als u verdere vragen heeft, overleg met een van onze paardendierenartsen. Hij of zij kent uw bedrijf en uw paarden het beste en kan het meest passende advies geven.